Het bed van Otto's vader en moeder is zo
groot
dat het niet uitmaakt hoe je erop ligt. Nooit bun-
gelt er iets over de rand.
Otto ligt er zo'n beetje dwars overheen en
maakt
met een vinger figuurtjes op de sprei.
„Maar lenen, kan ik het dan niet van je
lenen?"
vraagt hij aan zijn moeder. Die zit op een krukje
achter een tafel vol potjes, tubetjes, flesjes en
doosjes.
„Nee Otto, echt niet," zegt ze. Uit een
doorzich-
tige doos vol kant-en-klare bolletjes roze watten
neemt ze er één. Ze doet er een wit spulletje uit
een flesje op en maakt er lange halen mee over
haar gezicht.
Otto kan haar zien in de spiegels. Drie
grote
staan er rond het tafeltje, telkens in een hoek
tegen elkaar zodat het een soort kamertje van
spiegels is. In iedere spiegel ziet Otto de andere
spiegels en daarin weer de andere en in al die spie-
gels zijn moeder.
Aan tafel durfde Otto er niet over te
beginnen,
maar hier op het bed bij de potjes en flesjes is het
veel makkelijker.
„Maar luister nou," zegt hij tegen zijn
moeder die
nu crème uit een tubetje op haar gezicht smeert,
„wat doen jullie als je iets wilt kopen waar je niet
genoeg geld voor hebt?"
„Dan sparen we ervoor, Otto, en dat kan jij
toch
ook doen?"
„O? En dit huis dan, he? Je zegt zelf altijd
dat je
daarvoor geld hebt geleend."
„Maar een huis is toch niet hetzelfde als
een cas-
sette-bandje, Otto."
„Nee, voor jullie niet misschien, maar voor
mij
wel. Wat kan mij een huis nou schelen?" Op het
sprei tekent Otto nu allemaal huisjes, aan elkaar
vast met telkens hetzelfde puntdakje.
„Is het zo belangrijk voor je dan, die
muziek?"
vraagt zijn moeder. Ze doet rode lippenstift op
haar mond en in alle spiegels ziet Otto hoe ze haar